Je neus definieert in grote mate je uiterlijk: hij neemt een centrale plaats in in je gelaat, bepaalt je symmetrie en zorgt voor esthetische balans. Daarnaast zorgt je neus er ook voor dat je lichaam wordt beademd. Dat proces wil je zo vrij mogelijk doen verlopen.
Een neuscorrectie of rhinoplastie wordt zowel uit esthetische overwegingen uitgevoerd – om de grootte of de vorm van de neus aan te passen –, als om de neusdoorgankelijkheid te bevorderen. Die doorgankelijkheid kan namelijk in zekere mate verstoord zijn door een aangeboren afwijking van het neustussenschot of door een trauma, waardoor ademhalen veel moeizamer loopt.
De aanpak blijft gelijk. We maken bij een neuscorrectie veelal gebruik van een open techniek om zicht te krijgen op het onderliggende skelet. Onder algemene verdoving openen we de neus door een klein sneetje te maken ter hoogte van de columella – het smalle neussegment tussen neustip en bovenlip – en aan de binnenzijde van beide neusgaten. We zien zo de beenderige en kraakbeenderige bouwstenen en kunnen daar vervolgens heel gericht en gecontroleerd aanpassingen in aanbrengen. Eenmaal dat gebeurd is, draperen we het manteltje terug over het skelet en sluiten we de huid en de mucosa.